|
Historisch Utrecht
Een wandeling door de historische binnenstad van Utrecht zou eigenlijk elke Nederlander een keer moeten doen. Mijn wandeling begon op het Janskerkhof tegenover de Janskerk, hier ben ik naar de overkant gelopen om het beeld van F.C Donders te bekijken en daar was tevens het hoofdgebouw van het voormalige Minrebroeders/Franciscaner-klooster, wat tegenwoordig een Zoölogisch laboratorium is. Het beeld van St.Willibrord is natuurlijk makkelijk te vinden, aangezien hij in het midden van het plein staat. Wat niet zo snel opvalt is het beeldje van Anne Frank, via de zijkant van de Janskerk stond ik vervolgens even stil bij de noordelijke zijmuur. Hieruit kan je namelijk afleiden dat er ooit nog iets aan de Janskerk had gezeten, bij nader onderzoek bleken dat dus twee kerktorens te zijn die later gesneuveld zijn bij een storm.
Een leuk detail is dat het vermoeden bestaat dat de ontwerper van Janskerkhof 13 waarschijnlijk de leerling was van de ontwerper van het Paleis op de Dam, en inderdaad zie je de overeenkomsten zoals de redelijke grote timpaan. Als je vanaf de Janskerkhof links de Boothstraat ingaat en vervolgens de Voorstraat rechts via de Citybioscoop nogmaals rechts de Drift oploopt, kom je op de Drift. De plek waar de kortstondige koning van Holland, Lodewijk Napoleon, zijn residentie had. Na een kort verblijf vond hij het toch geen geschikte plaats en vertrok hij weer. De panden zijn vervolgens opgekocht door de huidige Universiteit Utrecht en onder andere het Letterenbibliotheek is daar gevestigd.
Wat mij opviel bij het pand Drift 29 was dat er geen console, waar Lodewijk Napoleon met zijn vrouw aan tafel zittend afgebeeld zou moeten zijn, gevonden kon worden. Dit zou er wel moeten zijn overigens. De Drift aflopend via de Nobelstraat kwam ik op de Keizerstraat, waar een opvallend oud huisje staat (uit 1645). Het mooie gebouw verdient een aanzicht door het feit dat het nog in een fantastisch nieuw staat verkeerd. Hierna liep ik via de Lange Jufferstraat weer op de Nobelstraat tot aan het Lucasbolwerk om mezelf vervolgens af te vragen of het plantsoen dat daar gevestigd is, door dezelfde architect (J.D. Zocher) is ontworpen als het 100 jaar oude Wilhelminapark.
Leuk aan de Stadsschouwburg, na het zien van alle historische gebouwen, is dat het opeens heel modern oogt tussen al die oude gebouwen. Toen ik vervolgens een stukje terugliep naar de Nobelstraat om over te steken en de Muntstraat in te lopen, kon ik er niet aan ontkomen om mijzelf af te vragen hoe de straat er had uitgezien als er in plaats van herenhuizen dit nog het oude kapittelterrein was geweest. Ik liep verder en kwam nu bij de Kromme Nieuwe Gracht en bij de Jeruzalemstraat kon ik duidelijk zien dat de gebouwen gerestaureerd zijn, de oude contouren van waar vroeger de ramen zaten waren duidelijk zichtbaar in de muur. Bij het woonhuis op de Kromme Nieuwe Gracht (nummer 43) zie je een mooie ondertekst: ‘een witgeschilderde middenpartij wordt bekroond door een strakke lijst boven versierde steunconsoles. Een console geeft een jachttafereel weer.’
Alles aan het huis klopt, behalve dat de middenpartij niet wit maar gelig is en dat er nergens op het gehele huis ook maar een jachttafereel te zien is! Wellicht dat er ooit wat was geschilderd of het moet niet doelen op de console van de middenpartij, maar op de consoles onderaan de brughoeken (of anders aan de onderkanten van de lantaarnpalen). Net als bij Kromme Nieuwegracht 19 zijn die vrolijk versierd namelijk.
Eenmaal teruggekeerd op de Kromme Nieuwe Gracht liep ik die uit tot aan de Nieuwe Gracht en via die straat kwam ik bij de Hofpoort. Daar wandelde ik onder de zware barok-stijl-poort door en daarna na een stukje rechtdoor te zijn geweest zag ik een zijgevel van de vroegere kerk van de elfde-eeuwse Paulusabdij. Aandachtig heb ik de oude zijgevel bekeken, die nog niet zo lang geleden gevonden is; deze bleek achter een klimop verscholen te liggen. Als je hierna de weg over de Nieuwe Gracht vervolgt en rechtsaf de Hamburgerstraat inloopt zie je het hoofdgebouw dat in de 17e eeuw tot Provinciaal Gerechtshof werd omgedoopt. Nu zit echter het kantongerecht er. Bij de omheining en het hek kan je even stilstaan om te kijken hoe de elfde-eeuwse muur van de Paulusabdij er zou hebben uitgezien. Leuk om te weten is dat er tussen het hek en de hoek van de Hamburgerstraat en de Lange Nieuwestraat aan de overkant vroeger een poort heeft gestaan, wat te zien is aan de donkere stenen op de grond. Als je oversteekt kan je aan de overkant een schets zien waarin men een impressie geeft hoe deze poort eruit heeft gezien.
Hierna liep ik rechtsaf de Korte Nieuwestraat in en kwam uit bij de hoofdbestemming van mijn wandeling: het Domplein. Hier liep ik de mooie Domkerk in om te kijken naar het grandioze Romaanse interieur en de sporen van de Beeldenstorm. Omdat ik de Sint-Pieterskerk niet wilde mislopen, liep ik via het Venduhuis ernaartoe om het eens goed te bekijken. Ter afsluiting behoort eenieder nog het moderne Utrecht met een bezoek aan een shoarmatent te vereren.
De historische binnenstad van Utrecht
Minderbroeders
Broeder Franciscus leefde van 1182 tot 1226 en deze man van Assisi stichtte in 1209 een orde. In zijn heremietenbestaan, waarin hij door bedelen in zijn onderhoud moest voorzien, zieken verpleegde, vervallen kerkjes herstelde, kwam een ommekeer, toen hij uit een Evangelielezing vernam dat de apostelen werden uitgezonden. Voortaan zag hij zijn taak in predikingreizen.
Franciscus ging met zijn eerste elf broeders in Rome om de paus goedkeuring te vragen voor hun leven volgens het evangelie. Dit had hij met weinig woorden en eenvoudig laten opschrijven. Na enig over en weer gaf paus Innocentius III mondeling toestemming aan de broeders. Hiermee was de eerste orde van Franciscus, die de naam minderbroeders zou dragen een feit.(1)
Hij schreef een voorlopige Regel van 1221 en een definitieve Regelredactie kwam tot stand in 1223, deze laatste werd schriftelijk goedgekeurd door paus Honorius III. Als identiteit én opdracht voor de nieuwe religieuze groep had Franciscus de naam van 'mindere broeders' gekozen. Franciscus wilde werkelijk een broederschap opbouwen, niet als een zakelijk, juridische gemeenschap, maar als een meer menselijke personengemeenschap. Hij verwees hierbij zelf enkele malen naar moederliefde. Maar hij probeerde niet alleen een broederschap op te bouwen naar binnen, met zijn volgelingen; het lag werkelijk in de bedoeling een universele broederschap waar te maken. Alle mensen waren voor hem broeders en zusters, ook de sultan, de zogenaamde 'antichrist', ook de rover, 'een slechte mens'. Dat broederschap moest zelfs uitdijen over alle soorten wezens, zoals Franciscus in zijn Zonnelied gezongen heeft.
De stichter bedoelde niet enkel een evangelische broederschap, het moest een broederschap worden van 'minderen'. De 'poverello van Assisi, de kleine arme van Assisi 'gebruikte het woord armoede in verschillende betekenissen.
In zijn geschriften wordt er 73 maal mee verwezen naar spirituele armoede, 25 maal naar materiële armoede en 9 maal gaat het over armoede in algemene zin. De hoofdklemtoon ligt op het willen-broeder-zijn; de mindere-willen-zijn, of met andere woorden, de volheid van God aanvoelen tegenover de kleinheid van de mens, het zelf sober leven en een affiniteit, een voorkeur hebben voor de zogenaamde sukkelaars, dienstbaarheid aan Kerk en wereld, het zijn allemaal voorwaarden om tot een wereldwijde broederschap te komen.(2)
Reeds in 1228, vijf jaar na de goedkeuring van Ordesregel door Paus Honorius III, kwamen onze Ordesbroeders in het gebied van het huidige Nederland. Het eerste klooster in onze streken werd 1228 te 's Hertogenbosch gesticht. In korte tijd ontstonden veel stichtingen:In 1240 kwam de eerste Minderbroeders in Utrecht, in het jaar 1246 kregen de Minderbroeders hun eigen klooster in Utrecht.
Eerst helft 13e eeuw was het aanzien van de stad veranderd door het aandeel dat Utrecht kreeg in de religieuze bewegingen van de tijd. Er vestigden zich conventen van de verschillende nieuw ontstane kloosterorden. Deze komst van Dominicanen en Franciscanen verrijkte het silhouet van de stad met een woud van torens. Utrecht was een geduchte macht geworden.
Het convent van de franciscanen of minderbroeders was het grootst. Hun gardiaan of kloosteroverste, Johannes Rijnvisch, was een populair prediker, die het stadsbestuur graag in Utrecht wilde houden. Om die reden schreef het aan zijn superieur, de provinciaal in Keulen, dat hij voor het gewone volk alhier met devote, goede preken en andere spreekbeurten de der zaligheid dagelijks leerde en erop voorging.(3)
Ook de overheid bemoeide zich met de prediking. Dat gebeurde vooral met het oog op de bestrijding van denkbeelden die tegen de officiële kerkelijke leer ingingen, waarbij de franciscanen en de dominicanen goede diensten bewezen.
Tegenwoordig zijn de minderbroeders onderverdeeld in:
- Minderbroeders Franciscanen
- Minderbroeders Conventuelen(4)
- Minderbroeders Capucijnen
Sint-Pieter
Een droom van bisschop Bernold, oftewel Bernulfus (1027-1054), was: de Romaanse domkerk van Adelbold omringen door een aantal kapittelkerken die gezamenlijk het kruisteken op zijn bisschopsstad zouden vormen.
Kapittelkerken zijn kerken die niet voor het gewone volk bestemd waren, maar voor de kanunniken (bisschopsassistenten die de bisschop assisteerden en verder in hun vrije tijd godsdienstige liedjes zingen en bidden tot god) die in een afgesloten, onafhankelijke enclave woonden en leefden.(5)
In 1039 begon men met het bouwen van de kerk, die het hoofdeinde van het kruisteken zou vormen. De Pieterskerk, aan het hoofdeinde van het kerkenkruisteken, was de eerste kerk die werd gebouwd. Daarna volgden in het Noorden de St.-Janskerk, en in het Zuiden de St.Paulskerk (oftewel de kloosterkerk van de Paulusabdij).
De Pieterskerk werd door bisschop Bernold op 1 mei 1048 ingewijd, ook al was de kerk toen niet klaar. In 1054 werd er nog steeds doorgebouwd aan deze kerk, het jaar dat bisschop Bernold doodging. Onder bisschop Willem (1054-1076) wordt deze tenslotte afgebouwd. De kerk is vernoemd naar Sint Pieter, oftewel de apostel Petrus, en werd op 1 augustus, 22 februari en 18 januari gevierd in de kerk. In het heden wordt het op 29 juni gevierd in de Pieterskerk in Vaticaanstad, omdat die kerk op het garf van de apostel Petrus gebouwd is.
Het Pieterskerkhof maakte, net als de Sint Pieterskerk, deel uit van de immuniteit, die werd afgesloten door de grote huizen aan de Kromme Nieuwe Gracht, waarin de kanunniken woonden.(6)
Immuniteit betekent hier dat de kanunniken vrijstelling hadden van bepaalde wetten en belastingen, tevens hadden ze zekere privileges en de onschendbare status in gevallen van oorlogen en opstanden. Dit wilde zeggen dat mensen die binnen dit terrein verbleven niet participeerden in de oorlogen en/of opstanden en zodoende niet erbij betrokken mochten worden. Dit zien we bijvoorbeeld nog terug in Israël waar de Palestijnen vaak in de Tempelberg vluchten zodat ze niet gedood kunnen worden door de verschillende strijdende partijen. Dat gebied valt dan direct onder het bestuur van de kerk en mag niet zomaar gebruikt worden door het stadsbestuur.(7)
Na lang in gebruik geweest te zijn bij de kanunniken van Sint Pieter viel de kerk in de loop der jaren toe aan verscheidene legers.
De prachtige torens aan de voorzijde van de kerk zijn, samen met het dak, in de bekende storm op de nacht van 1 op 2 augustus in 1674 vernietigd. Die kant is nu geheel bebouwd, hierdoor treedt men de kerk nu aan de Noordzijde of de Zuidzijde binnen. Degenen die niet voor een kerkdienst komen, zullen waarschijnlijk van de Zuidzijde komen. De overigen zullen veelal door de Noordzijde binnenkomen. De zijbeuk (= de ruimte tussen twee rijen pilaren naast de grootste ruimte in de lengte van een kerk) in deze kerk is gelukkig wel gespaard gebleven tijdens deze storm.(8)
Ridderlijke Duitse Orde
Een balije is een onderafdeling van de geestelijke ridderorden van de Tempeliers, de Orde van Sint Jan en de Duitse Orde(9). De Duitse Orde was een geestelijke ridderorde, ontstaan tijdens de Derde Kruistocht in Akko rond 1190 (10). Hun doel was in eerste instantie om de gewonden te verzorgen. Het was dan ook een zogehete hospitaalorde. Teruggekomen in Europa hebben zij op veel plaatsen in Europa gewerkt. Hun doel was hierbij het bekeren van vijanden, en een enkele keer ook strijden zoals tegen de Pruisen. Sinds het midden van de veertiende eeuw was er ook een balije in Utrecht. Alle leden van de besproken orde waren van Duitse afkomst (het Duitse Rijk was toen groter dan het huidige Duitsland). Bovendien moesten de ridders tot een zekere adellijke stand behoren.(11) De balije was gevestigd in het Duitse Huis (zo werd iedere vestiging van de Duitse Orde genoemd, naar het afgebrande huis in Akko). In 1811 werd de Balije van Utrecht door Napoleon opgeheven, doch in 1815 weer hersteld. De balije houdt zich bezig met Protestantse ziekenverzorging. Tegenwoordig kunnen alleen zekere Protestante, Nederlandse heren, en helaas alleen de heren, van adellijke afkomst lid van de balije worden.(12)
Paulusabdij
In 998 stichtte bisschop Ansfried het benedictijner klooster Hohorst te Amersfoort.
In 1054 liet bisschop Bernold het klooster Hohorst naar Utrecht overbrengen. Dit werd thans tot abdij verheven en aan Sint-Paulus gewijd.(13)
Paulus (zijn naam in het is Hebreeuws is Saulus), geboortig uit Tarsus (Tarsen) in Klein-Azië, uit joodse ouders die het Romeinse burgerrecht verkregen hadden. Hij wordt naar Damascus gezonden om de eerste Christenen aldaar te vervolgen. Op weg daar heen verscheen hem Christus, waardoor hij bekeerd werd en van vervolger een der eerste en voornaamste verspreiders werd van Christusleer.
“Paulus kwam, na een stormachtige en avontuurlijke reis, compleet met schipbreuk en overwintering op Malta in het jaar 62 te Rome aan met transport van gevangenen. Hij zat daar twee jaar vast, terwijl zijn herderlijke werkzaamheden gewoon doorgingen. Hij werd vrijgelaten, toen weer gepakt en ter dood veroordeelt. In diezelfde tijd greep Nero ook Petrus, die hetzelfde lot beschoren was. Volgens de traditie werden beiden op 29 juni geëxecuteerd, maar dat is een apocrief verhaal. Petrus stierf in 65, Paulus in 66 en de juiste datum is niet bekend. De eerste werd gekruisigd, met het hoofd omlaag, op zijn eigen verzoek. Omdat het anders zoveel zou hebben geleken op de terechtstelling van Jezus. Paulus werd onthoofd. Als Romeins burger genoot hij dit twijfelachtige voorrecht. Hun feestdag is al heel lang 29 juni. Ze hebben er recht op, vind ik: samen droegen de heren de jonge gemeente en op de alleroudste afbeeldingen komen zij steevast met z'n tweeën voor. Je kon inderdaad op ze bouwen. Zeker een kerk.”, aldus Jos Brink in zijn column van het dagblad ‘Het Groene Licht’.
De Abdij van Sint-Paulus maakten samen met de Janskerk, de Sint-Pieterskerk en de Mariakerk het kerkenkruis. Met in het centrum van het kerkenkruis de Dom(-toren of -kerk).
De Paulusabdij vormde de zuidelijke arm van dit kerkenkruis.(14)
Vanuit de Hofpoort, achter de uitgang van het gerechtshof en omstreeks 1630 gebouwd, kan men nog resten zien van de kerk. Hofpoort is een zijstraat van de Nieuwe Gracht.
Wanneer we deze doodlopende straat in lopen, ligt links van ons, naast een poortje uit 1760, het tegenwoordige huis van de Ridderlijke Duitse orde, balij van Utrecht.
Aan het einde van deze achter uitgang wacht ons een links om de hoek de verassing van een zijgevel van de vroegere kerk van de elfde-eeuwse Paulusabdij. Bij deze hoek staan we precies op de plaats van de vroegere kerk, waarvan enkele omtrekken met zwarte stenen in het plaveisel zijn aangeven.(15)
Oudmunster
Een andere naam voor het Oud Munster is de Sint Salvatorkerk(16). Deze kerk was een kapittelkerk, waar de kanunniken (bisschopsassistenten die de bisschop assisteerden en verder in hun vrije tijd godsdienstige liedjes zingen en bidden tot god) met elkaar in immuniteit, dat is dat zij vrijstelling hadden van bepaalde wetten en belastingen en zekere privileges (zoals vrijstelling van dienstplicht in geval van oorlogen en/of opstanden) genoten, met elkaar vergaderden en hun godsdienstoefeningen uitoefenden. Een kapittel is een gemeenschap van kanunniken(17). De Oud Munster werd in de achtste eeuw (waarschijnlijk tussen 695 en 739 na Christus) door Willibrodus gebouwd als missiepost voor het Friese Land. Hier konden (Angel Saksische) missionarissen worden opgevangen en eventueel bijgeschoold worden, eer zij hun kersteningwerk begonnen. Hier was ook een school en het “bisschoppelijk kerkelijk bureau.”
Verder was het Oudmunster ook nog een deel van het befaamde kerkenkruis van Utrecht. Bisschop Bernold (1027-1054) wilde de Romaanse Domkerk van Adelbold namelijk omringen door een aantal kapittelkerken, die gezamenlijk het kruisteken op zijn bisschopsstad zouden vormen.(18)
In het begin van de zestiende eeuw bouwde Christiaen Senden hier in de Jeruzalemstraat een huis voor de Oud Munster kanunniken, waar Albertus van Nyenburg in 1570 in het huis een L-vormig trappenhuis heeft neergezet. In 1883 werd het huis een drukkerij van P. den Boer. Vanaf 1973 is het huis eigendom van de Utrechtse monumentenzorg, die het tussen 1974 en 1987 in etappes gerestaureerd heeft. Als wij door de ramen kijken merken wij dat het Oud Munsterhuis tegenwoordig een woonfunctie heeft. Als wij de voorgevel gadeslaan merken wij dat de ramen en deur in verloop van tijd wat van plaats veranderd zijn.(19)
Armand Sağ
9 oktober 2003
© Armand Sağ 2003
1. A.H.M. van Schaik, ‘Een nieuwe heer en een andere leer’, in: R.E. de Bruin, J.E.A.L. Struick e.a. (red.), Een paradijs vol weelde, Geschiedenis van Utrecht, Utrecht 2000, p. 207.
2. J.E.A.L. Struick, ‘geboorte van een handelsstad’ in: Utrecht door de eeuwen heen, 4e druk, Utrecht 1984, p. 57.
3. L.C.M. Röst (hoofdredactie en eindredeactie), Grote Winkler Prins: Encyclopedie in 26 delen, 9e druk, Amsterdam 1991, p. 217.
4. Http://www.minderbroedersconventuelen.nl/
5. C. Dekker, ‘De stichting van parochies’, in: J.M. van Winter e.a. (red.), Geschiedenis van de provincie Utrecht tot 1528, I, Utrecht 1997, p. 150-152.
6. A. van Hulzen, Utrechtse kerken en kerkgebouwen, 2e druk, Baarn 1985, p. 50-54.
7. Http://www.van-haselen.nl/Pieterskerk.html
8. K. van Vliet, ‘De stad van de bisschop’, in: R.E. de Bruin e.a. (red.), Geschiedenis van de stad Utrecht, ‘Een paradijs vol weelde’, Utrecht 2000, p. 62-65.
9. P. Babcock Gove, Webster’s third new international dictionary of the English language, London 1966, p. 2365.
10. L.C.M. Röst (hoofdredactie en eindredeactie), Grote Winkler Prins: Encyclopedie in 26 delen, 9e druk, Amsterdam 1991, p. 598 (deel 7).
11. J.M. Van Winter, Johanniters, Tempeliers, Duitse Orde: drie geestelijke ridderorden, Kampen 1960, p. 15-28.
12. G. Geerts en H. Heestermans, Van Dale, Grootwoordenboek der Nederlandse taal eerste deel A-I, 11e druk, Utrecht 1984, p. 241.
13. A. van Hulzen, Utrechtse kerken en kerkgebouwen, 2e druk, Baarn 1985, p. 45.
14. W.R. Juynboll, Nederland en V.Denis, België (hoofdredactie), Winkler Prins van de kunst (deel 3: oo-z), 3e druk, Amsterdam 1957, p. 61.
15. Http://www.xs4all.nl/~deduif/basisgem/column/jos9806.htm
16. Http://utopia.knoware.nl/users/ikedl/chant/ike/cities/Utrecht_cit.htm
17. A. van Hulzen, Utrechtse kerken en kerkgebouwen, 2e druk, Baarn 1985, p. 12-16.
18. R. Blijstra, 2000 jaar Utrecht: stedebouwkundig ontwikkeling van castrum tot centrum, Utrecht 1969, p. 40, 42, 75, 109, 113 en 408.
19. R. de Bruin (red.), Geschiedenis van de stad Utrecht ‘Een paradijs vol weelde’, Utrecht, 2000, p. 59-61.
|